WERK VEILIG.

20 TIPS VOOR VEILIG WERKEN

Voor een veilige werking van heftrucks hebben we 20 veiligheidstips voor heftrucks opgesteld.

20 tips voor veilig gebruik van de heftruck

We hebben een korte handleiding voor chauffeurs van machines voor materials handling samengesteld, zodat onze heftrucks op de juiste manier worden bediend. Uw plaatselijke Yale®-dealer helpt u graag met meer informatie over de veiligheid van heftrucks, en met ondersteuning en training ter plaatse om ervoor te zorgen dat de gezondheids- en veiligheidsvoorschriften worden nageleefd.

1. Alleen gekwalificeerde chauffeurs
  • Alleen medewerkers die juist zijn opgeleid, geautoriseerd en bevoegd mogen machines voor materials handling bedienen.
2. De juiste kleding
  • Chauffeurs moeten altijd de juiste kleding dragen; de juiste veiligheidsuitrusting met een reflecterende jas, veiligheidsschoenen en een helm (waar van toepassing).
  • Losse kleding kan vast komen te zitten in de truck of aan de bedieningselementen blijven haken.
3. Inspectie van de machines
  • Machines voor materials handling moeten altijd grondig worden geïnspecteerd en er moeten dagelijkse controles worden uitgevoerd voordat er met de werkzaamheden wordt begonnen; de leidinggevende moet altijd op de hoogte worden gesteld van eventuele problemen.
  • Volg altijd de instructies in de bedieningshandleiding voor het gebruik van de machines.
  • Als een machine moet worden gerepareerd, mag de machine pas weer worden gebruikt nadat deze reparaties zijn uitgevoerd. Reparatie en onderhoud mogen alleen worden uitgevoerd door gekwalificeerde monteurs, zoals de servicemonteur van de leverancier.
4. Beginnen met de werkzaamheden
  • Bedien machines voor materials handling nooit met natte of vette handen of schoenen, omdat ze van de bedieningen kunnen glijden en er ongelukken kunnen ontstaan.
  • Gebruik altijd de opstappen en handgrepen om op en van de truck te stappen.
  • Controleer voordat u met het werk begint of u comfortabel zit en of alle bedieningen binnen handbereik zijn. De armsteun, de stoelpositie en de spiegels moeten altijd goed zijn ingesteld en de veiligheidsgordel moet altijd worden bevestigd.
  • Bedien een heftruck uitsluitend terwijl u op de chauffeursstoel zit en houd uw handen, benen en hoofd altijd binnen de truck.
5. De werkomgeving
  • Volg alle regels, voorschriften en beperkingen van het werkterrein en bedien de machines alleen op aangewezen wegen en in aangewezen gebieden.
  • Let op alle waarschuwingsborden.
  • Kijk altijd in de rijrichting en zorg dat u precies weet wat er om u heen gebeurt.
6. De juiste rijsnelheid
  1. Bedien de machines binnen de aangewezen maximale snelheid.
  2. Rijd langzaam in bochten of om een hoek; door de combinatie van snelheid en een te scherpe bocht kan de truck omslaan.
  3. Vermijd plotseling stoppen, starten, draaien of van richting veranderen.
7. Gevaren vermijden
  • Vermijd bulten, gaten en rondslingerend materiaal, en wees voorzichtig als de vloer glad is.
  • Rijd niet over voorwerpen zoals stukken hout die over de grond verspreid liggen; hierdoor kan de lading verschuiven of kunt u de controle over de machine verliezen.
  • Matig de snelheid van de machine en gebruik de claxon bij bochten, uitritten, ingangen, trappen, deuren en loopgebieden, en in de buurt van andere werknemers.
8. Veilige werkafstand
  • Bedien de machine niet in de buurt van andere machines in gebruik, tenzij u absoluut niet anders kunt.
  • Houd een veilige afstand tot andere machines aan voor het geval ze onverwachts bewegen.
  • Zorg dat u altijd voldoende ruimte hebt om veilig te stoppen.
9. Stabiliteit van ladingen
  • Hanteer ladingen voorzichtig en controleer ze nauwkeurig op stabiliteit en balans voordat u de lading omhoog of omlaag zet, of voordat u wegrijdt. Een vallende lading kan letsel en schade veroorzaken.
  • Rijd met de lading naar achteren gekanteld en de vorken zo laag mogelijk, omdat de machine hierdoor stabieler wordt.
  • Rijd niet met de vorken hoog boven de grond en draai nooit met de vorken omhoog of voorover gekanteld.
  • Let altijd goed op overhangende obstructies bij het omhoog of omlaag zetten, of stapelen van ladingen.
  • Let altijd goed op dat de lading niet valt bij het stapelen.
10. Altijd goed zicht rondom
  • Als u een lading vlak bij de grond vervoert, houdt u goed zicht naar voren.
  • Rijd achteruit om het zicht te verbeteren, behalve als u omhoog op een helling rijdt.
  • Zorg dat u goed zicht hebt op de stelling of de bovenkant van de stapel bij het plaatsen van de lading.
  • Als u achteruit rijdt, zorg dan dat de vorken volledig naar achteren zijn gekanteld en controleer of de lading goed is bevestigd voordat u wegrijdt.
  • Als het zicht nog altijd wordt belemmerd, moet u stoppen en controleren of het veilig is om verder te rijden. In die gevallen kan een uitkijk of helper nodig zijn.
11. Juist gebruik van de machine
  • Laat geen andere mensen op de machine meerijden, tenzij de machine is voorzien van een tweede stoel. Heftrucks zijn ontworpen voor het vervoeren van ladingen, geen mensen.
  • Gebruik een heftruck niet om andere mensen op te heffen. Als er een persoon moet worden opgeheven, gebruik dan alleen een stevig bevestigd werkplatform en kooi, en volg de juiste bedieningsinstructies.
12. Beperkt gebied
  • Laat niemand onder een lading, het hefmechanisme of het hulpstuk staan of lopen; de lading kan vallen en ernstig letsel veroorzaken bij iemand die eronder staat.
  • Plaats uw handen of voeten nooit op de dwarsbalken van de mast van een vorkheftruck, omdat er dan ernstig letsel kan ontstaan als de mast omlaag wordt gezet terwijl uw handen of voeten op de mast rusten.
13. Rijden op hellingen
  • Rijd altijd naar voren op een helling omhoog en achteruit op een helling omlaag, vooral als u een lading vervoert.
  • Vermijd het laden of lossen van goederen, of draaien op een helling.
14. Goede bevestiging van ladingen
  • Til of verplaats geen ladingen die niet veilig of stabiel zijn.
  • Zorg dat ladingen juist op de vorken zijn gestapeld en geplaatst.
  • Stapel de lading veilig en juist op de pallet of skid.
  • Gebruik waar nodig touwen of spanbanden om ladingen vast te zetten.
  • Werk extra voorzichtig als u lange, hoge of brede ladingen verplaatst.
  • Let op andere mensen of obstakels in de rijbaan van de machine.
15. Capaciteit van machines in acht nemen
  • Gebruik de vorkpunten niet als hefboom om een zware lading op te tillen.
  • Duw niet met de vorkpunten tegen een lading en gebruik de hefcilinder niet om een lading te trekken.
  • Overbelast de machine niet en voeg geen extra gewicht aan het contragewicht van de truck toe.
  • Zorg dat u de capaciteit van de machines en eventuele hulpstukken kent en niet overschrijdt. Bij overbelasting kunnen de achterwielen van de grond komen, waardoor de machine kan omslaan, met letsel bij personeel en schade aan de machine of goederen tot gevolg.
16. Goed verdeelde lading
  • Hef of verplaats ladingen alleen als beide vorken evenveel worden belast.
  • Hef nooit met één vork.
  • Gebruik pallets en skids die geschikt zijn voor het gewicht van de lading.
  • Gebruik geen beschadigde of verouderde pallets en skids.
17. Speciale ladingen
  • Wees extra voorzichtig bij het vervoeren van ronde, lange of brede ladingen en zorg dat de lading goed is uitgebalanceerd en bevestigd.
  • Draai en werk langzaam om te voorkomen dat de lading verschuift.
  • Vraag iemand om te helpen als de ruimte om te manoeuvreren beperkt is en volg de signalen op van degene die u helpt.
18. Veranderingen in de werkomgeving
  • Let op alle waarschuwingsborden, vooral op borden met de maximaal toegestane vloerbelasting en bovenruimte, die op het werkterrein kunnen variëren.
  • Houd rekening met de hoogte van de lading, mast en beschermkap van de machine, vooral bij heftrucks, wanneer u gebouwen in- of uitrijdt.
  • Wees voorzichtig als u de machine vlak bij de rand van een laadperron of helling gebruikt; de truck kan over de rand vallen, waardoor er letsel kan ontstaan of de lading kan vallen. Houd daarom een veilige afstand tot de rand aan.
  • Gebruik de machine uitsluitend op brugplaten wanneer deze het gewicht van de machine en de lading kunnen dragen.
19. Tanken
  • De machine mag alleen op speciaal aangewezen locaties worden opgeladen en bijgetankt.
  • Schakel de machine altijd uit voordat deze wordt opgeladen of bijgevuld.
  • Als u een truck met verbrandingsmotor moet bijvullen, doe dat dan in een goed geventileerde ruimte waar geen vonken of vlammen aanwezig zijn.
20. Einde van de dienst
  • Parkeer de machine altijd in een aangewezen of geautoriseerd gebied.
  • Zet de vorken helemaal op de vloer en schakel de parkeerrem in.
  • Schakel de machine uit en verwijder de sleutel.